De scherven
die ik vind
die ik vind
na een kleine oorlog.
De koudgeworden blik
in de ogen
in de ogen
van een lief
dat niet meer wil.
dat niet meer wil.
De 3-jarige handjes
die ongedurig wachten
op een garnaaltje
dat ik voor ze pel.
dat ik voor ze pel.
De zucht
bij het lezen
van iets merkwaardig
herkenbaar
schitterends.
herkenbaar
schitterends.
De frustratie
die me onmiskenbaar bespot
vanuit de leeggegeten chocoladerepen
die zich naast de computer opstapelen.
De eindeloze wederkerigheid
van de steeds voorspelbaarder wordende cyclus.
De spiegel
die u mij voorhoudt
bij elke beweging
die ik pleeg.
die ik pleeg.
De vergissing
die me bijt
wanneer blijkt dat het echt onmogelijk is
te weten
wat de ander nou wil.
wat de ander nou wil.
Het verlangen
te mogen golven
in een stroom
van lauwe tevredenheid.
Het spetterende eenzame
van het gezonde vrouwenlichaam
geklonken voor ‘t leven
aan een allesvretende ziel.
Griet Menschaert