Ik was in Venetië.
In Venetië was de kunstbiënnale.
Die bestaat sinds 1895 en teert al eeuwen op de lauweren van weleer. Je moét er bij zijn, als je tenminste meent iets in de kunstwereld te betekenen en zeker als je die ambitie hebt. Voor mij is zoiets op zich zelden een reden om daadwerkelijk het honk te verlaten, maar dit jaar had ik een missie in Venetië, een serieus kolfje naar mijn hand, en ook nog fantastische collega’s die me daarbij zouden vergezellen. All set, dus. Voor een biënnale met de onder ons alvast nodige discussies oproepende titel ‘All the World’s Futures’.
Het is waar, het moet gezegd: het is er aardig toeven, daar. Alleen bij aankomst al werd ik zo ongeveer high van de warmvochtige lucht die mijn huid op slag bedwelmde, en van de manier waarop al die genietende mensen omgeven door al dat appelblauwzeegroene water hun zin in het leven uitstralen. Je bent op slag een ander. Proseccootje erbij... #Vakantie!
En het staat niet mis, hoor: zoveel landen (53) die zich tot in de puntjes uitsloven om kunst naar Italië te halen die volgens hen zal beklijven. Er stellen in totaal 136 kunstenaars tentoon, onder wie 89 voor de eerste keer in Venetië en waarvan 159 werken speciaal voor de gelegenheid zijn geconcipieerd. Zozo!
Maar wij beleefden meer plezier aan het fantaseren over de (politieke) mechanismen die achter dit alles schuilgaan, dan aan het bekijken van de kunst zelf. Zonder al te veel schroom en natuurlijk kort door de bocht onderscheid ik bijvoorbeeld: landen die inmiddels denken dat ze intussen wel op automatische piloot kunnen drijven (Groot-Brittannië, Nederland en Spanje), landen die begrijpen hoe belangrijk deze gelegenheid is om serieus en geconcentreerd met iets uit te pakken teneinde je credits te verzekeren (Australië op een esthetische manier, Slovenië op een minimale), welk land een beetje klunzig op zoek is naar nationaal talent dat maar niet al té aanstootgevend is (Israël, Oekraïne) en welk land bereid is hier veel geld tegenaan te smijten terwijl het zich inhoudelijk wel goed ingedekt houdt (Irak dat gecureerd werd door de Belg Philippe van Cauteren en waarvoor de Chinese Ai Wei Wei tekeningen van vluchtelingen selecteerde).
Enfin, bedenkend dat dit een enorme organisatie betreft, blijft het een bewonderenswaardige krachttoer dat er zoveel inhoud, vorm en vragen naar dit stekje wegzinkend land worden gehaald. Het bestaansrecht van dit fenomeen wordt allang niet meer in twijfel getrokken. ‘Helaas...’, zo fantaseerden mijn collega’s en ik tussendoor. Hoe word je eigenlijk curator van de Biënnale?
Dat kunst een vrijplaats is, zal je mij niet meer horen zeggen. Al vecht ik daar wel voor, ik weet hoe langer hoe minder zeker of ik wel (beeldend) kunstenaar moet willen zijn. Een van mijn collega's formuleerde het zo: "het individu van de kunstenaar is dood." Voor mij zijn namelijk het streven naar een zo groot mogelijke vrijheid van expressie en meningsuiting, en naar een internationale gelijkwaardigheid intussen belangrijker geworden dan het broeden op een ‘product’ dat via musea of galeries mijn naam zou kunnen vestigen en ervoor zou kunnen zorgen dat ik ondanks die instituten toch lekker verder kan blijven uitdrukking geven aan hoe ik deze tijd en plaats ervaar. Want je merkt het al aan deze vorige zin: instituten en vrijheid gaan maar zeer moeilijk samen, voor mij toch. Misschien een kort moment, maar daarmee houdt het op. En misschien als de klik tussen zo een instituut en mij van goud is. Ik oefen geduld.
Intussen schrijf ik steeds meer. Komt dit nu doordat ik sowieso moeite heb met ongenuanceerdheid - dat ik me niet graag lang ergens op vastpin of onderdeel van laat zijn, omdat ik niet geloof dat dat een optie is als je relevantie nastreeft - of omdat ik erachter ben dat de kunstwereld zich voortdurend aanpast en telkens opnieuw danst naar de pijpen van de potjes met geld en daardoor niet bij te benen valt? Die paar individuen die echt jaren aan een stuk hun nek uitsteken, en zich niet afhankelijk proberen op te stellen, zijn ook in de kunstwereld zeer ‘rare’. Het is een heksentoer als je als onderdeel van dat wereldje - je kan het tegenwoordig zonder blikken of blozen overigens de ‘kunstindustrie’ noemen - jezelf er consequent toe kunt verhouden. Ik ben daar niet erg goed in. Maar ik ben wel consequent in het blijven proberen. Ik hou namelijk van de vele vragen die hieruit oprijzen en die me als vanzelf dichter bij de maatschappij brengen waarin de kunst toch ook nog altijd is ingebed.
Na deze Biënnale twijfel ik meer dan ooit aan het feit of kunst een vrijplaats moet willen zijn. Het is misschien een vraag die ik moet laten varen. Het is misschien meer een vraag voor mezelf: ben ik dan wel kunstenaar, als ik toch ook graag een zelfbedacht standpunt inneem of op zijn minst anderen daartoe wil aansporen? Misschien ben ik dan veeleer bezig met een soort van politiek - hoezeer ik daarbij ook streef naar multi-interpretabelheid, wat nu eenmaal het mensdom kenmerkt. Maar ach, wat doet het ertoe wie wat bedrijft... Zelfs liefde is vaak politiek, het zijn maar termen voorts.
Kunst wordt altijd al bepaald door de machtigen der aarde. Zij bepalen hoe ver kunst mag gaan want zij zorgen voor het uitdragen ervan. De kunstenaar mag nog zoveel maken, het is hetgeen door die machtige partijen wordt opgepikt, wat doorstroomt naar de toekomst. In die zin heb ik veel respect voor mensen als Jan Fabre en Ai Wei Wei die op vele fronten blijven acteren en zich niet al te zeer laten sturen door de aandacht voor slechts een bepaald onderdeel van hun werk. Die externe aandacht is niet hun drijfveer. En juist dat maakt hen geloofwaardig. Ze zijn er door het beheersen van bepaalde netwerk-technieken wel in geslaagd de aandacht naar zich toe te zuigen, maar tegelijk veelvormig te blijven. (Ik vind het jammer dat ik niet meteen een vrouw van dat kaliber weet te noemen - Louise Bourgeois?)
Een groot genoegen was het dan ook dat ik mij tijdens deze Biënnale kon inzetten als ‘participant’ voor het project ‘#onvacation’. Het verklaart enigszins het feit dat ik samen met mijn collega’s zo bewust reflecteerde op de achterkant van dat grote Venetiaanse feest (de achterkant, is dat misschien mijn ‘ding’?) Hoe ik tot dat project kwam, doet er niet toe. Laten we zeggen dat ik ervoor werd benaderd. #onvacation was een voorts anonieme actie, niet gekoppeld aan het paviljoen van een of ander land, en een tikkeltje al dan niet verbloemd activistisch. Het was een verademing. Tussen dat bedachte en niet van enige censuur gespeende geneuzel expliciet te voorschijn te kunnen komen. Als mens. #onvacation was een project op direct menselijke leest geschoeid. Als ‘deelnemer’ werd ik voorzien van een aantal ‘tote bags’ met militaire camouflage-opdruk waarop de hashtag ‘onvacation’ stond. In elke tas zat een jas, gemaakt van hetzelfde camouflagemateriaal, met dezelfde hashtag op de rug. Ik benaderde het publiek in de Giardini en op de Arsenale met de vraag ‘Would you like to win a free vacation?’ Een fijne vraag om te stellen, want wie wil dat nu niet. Meestal keken mensen al een beetje achterdochtig terwijl ik dat vroeg, zo met mijn camouflagejas aan. ‘Wat moet ik daarvoor doen dan?’ Het enige dat ik hen moest opdragen, was om mijn cadeautje aan te nemen - tote bag plus jas - en daarmee een selfie te nemen in het paviljoen van een land naar keuze. Nou ja, naar keuze... Het moest wel om een land gaan dat een ander land ‘bezet’, op wat voor manier dan ook. Zo ontstond een dynamisch spel tussen het oppervlakkige winnen van een prijs en het voor zichzelf bedenken van waar dit verhaal nu juist naartoe zou leiden. Een groot aantal mensen kickte op het feit dat ze gratis een jas en tas kregen - zo zijn wij in onze soort - maar gelukkig waren er ook veel die met de gedachte aan de haal gingen. Naast een populair fashion item vormden deze jassen vooral een welgemikt bommetje in de voortuin van de Biënnale, wat mij betreft. Welke landen bezetten een ander? Hoe ontstaan dergelijke situaties? Vanaf wanneer spreek je over bezetting? Hoe zit dat met toeristen, zijn dat ook bezetters misschien? Met die geveinsde onschuld? En de kunstindustrie is er ook niet van gevrijwaard, van bezetting... Toch?
Zelden vroeg iemand ons overigens naar de bestemming van de te winnen reis: de Krim.
In Venetië was de kunstbiënnale.
Die bestaat sinds 1895 en teert al eeuwen op de lauweren van weleer. Je moét er bij zijn, als je tenminste meent iets in de kunstwereld te betekenen en zeker als je die ambitie hebt. Voor mij is zoiets op zich zelden een reden om daadwerkelijk het honk te verlaten, maar dit jaar had ik een missie in Venetië, een serieus kolfje naar mijn hand, en ook nog fantastische collega’s die me daarbij zouden vergezellen. All set, dus. Voor een biënnale met de onder ons alvast nodige discussies oproepende titel ‘All the World’s Futures’.
Het is waar, het moet gezegd: het is er aardig toeven, daar. Alleen bij aankomst al werd ik zo ongeveer high van de warmvochtige lucht die mijn huid op slag bedwelmde, en van de manier waarop al die genietende mensen omgeven door al dat appelblauwzeegroene water hun zin in het leven uitstralen. Je bent op slag een ander. Proseccootje erbij... #Vakantie!
![]() |
photo credit: dieKulturvermittlung |
Maar wij beleefden meer plezier aan het fantaseren over de (politieke) mechanismen die achter dit alles schuilgaan, dan aan het bekijken van de kunst zelf. Zonder al te veel schroom en natuurlijk kort door de bocht onderscheid ik bijvoorbeeld: landen die inmiddels denken dat ze intussen wel op automatische piloot kunnen drijven (Groot-Brittannië, Nederland en Spanje), landen die begrijpen hoe belangrijk deze gelegenheid is om serieus en geconcentreerd met iets uit te pakken teneinde je credits te verzekeren (Australië op een esthetische manier, Slovenië op een minimale), welk land een beetje klunzig op zoek is naar nationaal talent dat maar niet al té aanstootgevend is (Israël, Oekraïne) en welk land bereid is hier veel geld tegenaan te smijten terwijl het zich inhoudelijk wel goed ingedekt houdt (Irak dat gecureerd werd door de Belg Philippe van Cauteren en waarvoor de Chinese Ai Wei Wei tekeningen van vluchtelingen selecteerde).
Enfin, bedenkend dat dit een enorme organisatie betreft, blijft het een bewonderenswaardige krachttoer dat er zoveel inhoud, vorm en vragen naar dit stekje wegzinkend land worden gehaald. Het bestaansrecht van dit fenomeen wordt allang niet meer in twijfel getrokken. ‘Helaas...’, zo fantaseerden mijn collega’s en ik tussendoor. Hoe word je eigenlijk curator van de Biënnale?
Dat kunst een vrijplaats is, zal je mij niet meer horen zeggen. Al vecht ik daar wel voor, ik weet hoe langer hoe minder zeker of ik wel (beeldend) kunstenaar moet willen zijn. Een van mijn collega's formuleerde het zo: "het individu van de kunstenaar is dood." Voor mij zijn namelijk het streven naar een zo groot mogelijke vrijheid van expressie en meningsuiting, en naar een internationale gelijkwaardigheid intussen belangrijker geworden dan het broeden op een ‘product’ dat via musea of galeries mijn naam zou kunnen vestigen en ervoor zou kunnen zorgen dat ik ondanks die instituten toch lekker verder kan blijven uitdrukking geven aan hoe ik deze tijd en plaats ervaar. Want je merkt het al aan deze vorige zin: instituten en vrijheid gaan maar zeer moeilijk samen, voor mij toch. Misschien een kort moment, maar daarmee houdt het op. En misschien als de klik tussen zo een instituut en mij van goud is. Ik oefen geduld.
Intussen schrijf ik steeds meer. Komt dit nu doordat ik sowieso moeite heb met ongenuanceerdheid - dat ik me niet graag lang ergens op vastpin of onderdeel van laat zijn, omdat ik niet geloof dat dat een optie is als je relevantie nastreeft - of omdat ik erachter ben dat de kunstwereld zich voortdurend aanpast en telkens opnieuw danst naar de pijpen van de potjes met geld en daardoor niet bij te benen valt? Die paar individuen die echt jaren aan een stuk hun nek uitsteken, en zich niet afhankelijk proberen op te stellen, zijn ook in de kunstwereld zeer ‘rare’. Het is een heksentoer als je als onderdeel van dat wereldje - je kan het tegenwoordig zonder blikken of blozen overigens de ‘kunstindustrie’ noemen - jezelf er consequent toe kunt verhouden. Ik ben daar niet erg goed in. Maar ik ben wel consequent in het blijven proberen. Ik hou namelijk van de vele vragen die hieruit oprijzen en die me als vanzelf dichter bij de maatschappij brengen waarin de kunst toch ook nog altijd is ingebed.
Na deze Biënnale twijfel ik meer dan ooit aan het feit of kunst een vrijplaats moet willen zijn. Het is misschien een vraag die ik moet laten varen. Het is misschien meer een vraag voor mezelf: ben ik dan wel kunstenaar, als ik toch ook graag een zelfbedacht standpunt inneem of op zijn minst anderen daartoe wil aansporen? Misschien ben ik dan veeleer bezig met een soort van politiek - hoezeer ik daarbij ook streef naar multi-interpretabelheid, wat nu eenmaal het mensdom kenmerkt. Maar ach, wat doet het ertoe wie wat bedrijft... Zelfs liefde is vaak politiek, het zijn maar termen voorts.
Kunst wordt altijd al bepaald door de machtigen der aarde. Zij bepalen hoe ver kunst mag gaan want zij zorgen voor het uitdragen ervan. De kunstenaar mag nog zoveel maken, het is hetgeen door die machtige partijen wordt opgepikt, wat doorstroomt naar de toekomst. In die zin heb ik veel respect voor mensen als Jan Fabre en Ai Wei Wei die op vele fronten blijven acteren en zich niet al te zeer laten sturen door de aandacht voor slechts een bepaald onderdeel van hun werk. Die externe aandacht is niet hun drijfveer. En juist dat maakt hen geloofwaardig. Ze zijn er door het beheersen van bepaalde netwerk-technieken wel in geslaagd de aandacht naar zich toe te zuigen, maar tegelijk veelvormig te blijven. (Ik vind het jammer dat ik niet meteen een vrouw van dat kaliber weet te noemen - Louise Bourgeois?)
Een groot genoegen was het dan ook dat ik mij tijdens deze Biënnale kon inzetten als ‘participant’ voor het project ‘#onvacation’. Het verklaart enigszins het feit dat ik samen met mijn collega’s zo bewust reflecteerde op de achterkant van dat grote Venetiaanse feest (de achterkant, is dat misschien mijn ‘ding’?) Hoe ik tot dat project kwam, doet er niet toe. Laten we zeggen dat ik ervoor werd benaderd. #onvacation was een voorts anonieme actie, niet gekoppeld aan het paviljoen van een of ander land, en een tikkeltje al dan niet verbloemd activistisch. Het was een verademing. Tussen dat bedachte en niet van enige censuur gespeende geneuzel expliciet te voorschijn te kunnen komen. Als mens. #onvacation was een project op direct menselijke leest geschoeid. Als ‘deelnemer’ werd ik voorzien van een aantal ‘tote bags’ met militaire camouflage-opdruk waarop de hashtag ‘onvacation’ stond. In elke tas zat een jas, gemaakt van hetzelfde camouflagemateriaal, met dezelfde hashtag op de rug. Ik benaderde het publiek in de Giardini en op de Arsenale met de vraag ‘Would you like to win a free vacation?’ Een fijne vraag om te stellen, want wie wil dat nu niet. Meestal keken mensen al een beetje achterdochtig terwijl ik dat vroeg, zo met mijn camouflagejas aan. ‘Wat moet ik daarvoor doen dan?’ Het enige dat ik hen moest opdragen, was om mijn cadeautje aan te nemen - tote bag plus jas - en daarmee een selfie te nemen in het paviljoen van een land naar keuze. Nou ja, naar keuze... Het moest wel om een land gaan dat een ander land ‘bezet’, op wat voor manier dan ook. Zo ontstond een dynamisch spel tussen het oppervlakkige winnen van een prijs en het voor zichzelf bedenken van waar dit verhaal nu juist naartoe zou leiden. Een groot aantal mensen kickte op het feit dat ze gratis een jas en tas kregen - zo zijn wij in onze soort - maar gelukkig waren er ook veel die met de gedachte aan de haal gingen. Naast een populair fashion item vormden deze jassen vooral een welgemikt bommetje in de voortuin van de Biënnale, wat mij betreft. Welke landen bezetten een ander? Hoe ontstaan dergelijke situaties? Vanaf wanneer spreek je over bezetting? Hoe zit dat met toeristen, zijn dat ook bezetters misschien? Met die geveinsde onschuld? En de kunstindustrie is er ook niet van gevrijwaard, van bezetting... Toch?
Zelden vroeg iemand ons overigens naar de bestemming van de te winnen reis: de Krim.