25 maart 2020

Is dit fictie

Na een telefoon met K. die geen fictie meer leest, voel ik de aandrang om fictie te schrijven. 

“De scenarioschrijvers van ‘Goede Tijden, Slechte Tijden’ halen volgens mij heel veel inspiratie uit natuurdocumentaires”, bedenkt de vriendin van B., wanneer ze samen knus naar het wedervaren der natuur in Noord-Amerika zitten te kijken. Ze moet zelf lachen bij dat idee.
B. is met zijn aandacht bij de moeder van een stel jonge prairiehondjes die haar kroost met een vreemd soort gefluit waarschuwt voor de sluipende vijand in aantocht. De muziek zwelt aan. B. neemt een slok van zijn bier. Het leven om de documentaire heen is een vacuüm geworden. Zijn vriendin is een spook met watte in haar mond. Alles wat B. heeft, de hele B., vol en al, is nu bij de jonge roodharige hondjes, waarvan er eentje uiteindelijk het lootje moet leggen. Een rustige mannenstem legt uit dat minder dan de helft van de jonge prairiehondjes volwassen wordt. B. kijkt zijn vriendin licht aangedaan aan. Hoorde zij dat ook? Zijn vriendin heeft zich in de bank geïnstalleerd als was het een nest. Ze gaat dadelijk een boek lezen, maar wacht nog tot ze een scene heeft gezien die haar wat meer bevrediging biedt.

Dat duurt tot de renkoekoek. Als een dwaas scheert die over het brandende zand in de hoop een lekkere prooi te strikken. De prooien die voor hem als opties in beeld worden gebracht, zijn stuk voor stuk kleinschalige monsters. Onder meer kan hij gaan voor een geschubd reptiel met abstracte stekels in beige, bruin en gelig wit. De vogel sjeest van rechts naar links door het beeld. Hij verdwijnt achter een struikachtig iets. Even later komt hij weer tevoorschijn van achter die struik, rennend van links naar rechts. Na nog een paar meer van deze tragikomische beelden, waarbij de renkoekoek zich als een seniele zot loopt af te peigeren terwijl het reptiel zich allang rustig in het zand heeft onder gegraven, scoort het hilarische beest slechts een schrale duizendpoot. Daar zal hij het mee moeten doen voor vandaag.