23 juli 2014

Bewegende billen

Ik heb zonet iets over mezelf geleerd dat mijn zelfheid overstijgt. Tenminste dat denk ik. Met een bak fruitsla en een verse pistolet in mijn tas slenterde ik van de Jan Linders terug naar mijn atelier. Die korte wandeling voert me langs het lokale riviertje de Dommel. Ik geniet er altijd van dat ik doorheen de seizoenen dat kleine beetje natuur kan beleven tussen mijn culturele werkzaamheden door. Maar dat is niet wat ik geleerd heb. Vandaag raakte ik tijdens die korte wandeling in de ban van reflecties op de gebeurtenissen in Oekraïne. Ik was in mijn hoofd een zwaarbeladen tekst aan het componeren waarin ik mijn visie op het conflict tussen Europa, Rusland en de Verenigde Staten uiteenzette, voornamelijk vanuit het perspectief van de kwetsbare ‘onderdaan’, de ‘gewone burger’. Zoals ik op dat soort momenten zinnen aan het vormen ben, kijk en luister ik niet goed meer naar wat er zich in mijn directe omgeving afspeelt, dan staar ik hooguit - met mijn blik en mijn gehoor. De innerlijke toespraak werd dit keer dan ook pas afgebroken toen een langsfietsende man iets tegen me brabbelde. Hij was er plotsklaps en was net zo snel weer weg, als een streaker op het WK. Ik had een paar seconden nodig om zijn woorden om te zetten. Toen stroomde zijn boodschap naar mijn bewustzijn: “wat bewegen jouw billen mooi”. Ik merkte dat ik reflexmatig iets van walging voelde. Raar genoeg vond ik die walging meteen belachelijk. Waarom voelde ik die? Waarom wil ik dat soort opmerkingen pas horen als ik er zelf om vraag en van wie ik het vraag? Op volwassen leeftijd zo een compliment te krijgen van een onbekende mag toch bijzonder heten!? De man fietste onschuldig langs, genietend van de zon en het water van de rivier en had vast de dag van zijn leven. Hij was immers niet bedacht op die appetijtelijke aanblik. Hij kon dus ook zijn mond niet houden toen hij erdoor verrast werd. Hij was er evenmin op voorzien dat ik zodanig ben opgeleid dat ik zijn manier van doen niet netjes acht. Waarom eigenlijk niet? Mijn gedachten waren plots niet meer bij de wereldpolitiek. Deze man zat niet aan me, hij maakte zelfs geen aanstalten om te vertragen. Hij intimideerde me niet, hij vernederde me niet. Of wel? Alleszins kan ik niet zeggen dat hij het doelmatig deed. Als hij het deed, is het iets waartoe ik beslis. Omdat ík me bedreigd zou voelen door die paar woorden. Wanneer ik me gekleineerd zou voelen als mens, zou ik kunnen aanvoeren dat hij me intimideerde. Terwijl hier volgens mij duidelijk geen kwaad opzet in het spel was. Als ik eerlijk ben, voel ik me niet vernederd. Wat niet wegneemt dat hij zijn eerbetoon wel wat hoffelijker had kunnen brengen.

Dit leerde ik dus over mezelf: dat ik twijfel of ik het eens ben met dat we ons geïntimideerd voelen door 'seksistische' opmerkingen. Dat ik twijfel vanaf wanneer iets seksistisch is en of dat gepaard moet gaan met een bepaalde lichaamstaal, en of we niet een beetje overdrijven. (En ik vraag me af of hier ergens een link te vinden is naar de wereldpolitiek).


Bij deze ga ik de bij mezelf vastgestelde twijfel dus trachten te verantwoorden, omdat ik besef dat ik anders de norm mogelijk aantast terwijl ik niet twijfel aan het algehele bestaansrecht van die norm: punt 1: Ik worstel met een aandoening waardoor ik ben gaan aannemen dat ik voor de man in de straat fysiek te negeren ben, wat blijkbaar een misverstand is. Dat heeft deze meneer bewezen met zijn dus dierbare geste naar mij toe. 2: In veel culturen is het niet vreemd dat mannen hun bewondering voor vrouwelijke vormen uiten en vrouwen hun plezier in mannelijk haantjesgedrag, zij het misschien aan de hand van (subtielere/meer respectvolle?) fluit- of klakgelguiden of handgebaren waarvan toch ook iedereen dan weet wat ze betekenen. Nederland is onmogelijk puriteins voor deze temperaturen. -> punt 3: Het is zomer, de heetste sinds tijden. punt 4: We hebben allemaal onze momenten. Soms wilde ik op mijn beurt dat ik het gewoon durfde te zeggen als iemand een lekker kontje heeft of vooral een verleidelijke nek. Maar ik steek vast in schone manieren en intellectueel juffrouwengedrag, waarbij dergelijke uitingen allerminst aansluiten. (Al herinner ik me dat ik ooit de ballen heb gehad om bloednuchter tegen een Britse kerel te zeggen dat hij prachtige handen had. Omdat dat zo was - toen woonde ik in Londen en niet in Nederland of zo.)
Zonder titel, potlood op papier, 2011
foto: Bas Wilders
Enfin, de clou moet nog komen: toen ik bij mijn atelier aankwam, zat betreffende man daar op een stronkje een jointje aan te steken. En jawel: hij bood zijn verontschuldigingen aan: “Excuseer mevrouw, dat ik die opmerking maakte. Het flapte zomaar uit mijn mond. U heeft gewoon echt hele mooie billen. Ik verloor mijn beheersing. Dat had ik niet moeten doen.” Hij stond niet recht, kwam niet op me af, hield zich ingetogen op afstand en keek me amper aan.

(Voor zij die eventueel interesse hebben in dergelijke ervaring: ik droeg geen spannend rokje of jurkje. Ik had mijn veelgedragen klusbroek aan, in dunne stof met vergane zwartwitte tekeningen uit een van de vorige collecties van C&A -mijn lief noemt dergelijke broeken ‘housebroeken’.)