19 april 2020

De wond

(Het is zondag en ik moest weer naar de ziekenhuispost, mijn gehechte wond is ontstoken. Ik kreeg daar van de corona-crew dit keer een rood en een blauw papier, omdat ik snotter - hooikoorts. Ik had in de wachtkamer, gescheiden door dranghekken en een mondkapje van de mensen zonder rode papieren, tijd genoeg om te fantaseren. En te tekenen.)

Ze was onbevlekt ontvangen, dat was haar in de nacht verteld. Ze had deze wond zomaar gekregen om een hele bijzondere reden: de manier waarop zij haar wond zou beteugelen, zou parallel verlopen met hoe de wereld de crisis zou beteugelen. Ze besloot haar taak in stilte serieus te nemen, hoewel ze toch wat reserves had. 

Haar tactiek zou erin bestaan om allereerst de spanning in het wondgebied niet groter te laten worden. Vervolgens zou ze zoeken naar een solide evenwicht tussen een gezond afstand nemen van de wond, en een veiligstellen van de rest van het lichaam. De wond moest in perspectief worden gezien. Het lichaam mocht absoluut niet als geheel in gevaar worden gebracht. Ze moest het vlees proberen lief te hebben, al haar vlees, inclusief het verminkte vlees dat ze niet in de openbaarheid kon brengen - dit wilde je niet in een appje versturen. Ze besloot te leren berusten in de artsen die op haar pad werden gebracht, en in de vreemdheid van de middelen waarmee die haar wond aanvielen. 

Ze deed haar best maar de taak viel haar zwaarder dan ze had gedacht. Wat wist zij van wonden beteugelen? Waarom zij? Er waren toch anderen die allang veel beter waren in het verstandig omgaan met wonden: ouderen, vluchtelingen, oorlogsslachtoffers, mishandelde vrouwen en kinderen. Hoe kon zij als ongeschonden figurant de rest van de wereld verzorgen? Ze probeerde haar ontvangenis weg te duwen. Ze diepte een jarenlang aangelegde collectie sterke drank op uit de kelder.  

De wond begon te ontsteken. Haar lichaam werd langzaam roder en zwol op. Haar kledij begon te knellen. Er kwam steeds meer pijn. De wond weigerde te verdwijnen. Ze begon te stoppen met boodschappen doen. Ze at alleen nog aan huis geleverde maaltijden. Ze bestelde meer sterke drank. Ze liep geen blokjes meer om. Het ging zienderogen achteruit. Haar vriendenkring was verheven van de ongeschonden lichamen. Die begrepen niet waarom ze zich zo aanstelde. Het zou vanzelf wel overgaan, als ze maar eens goed rustte. Ze zagen haar niet, zoals ze ook niemand anders zagen. Ze zaten braaf en zoals hen opgedragen was in hun huizen te wachten tot de crisis voorbij was. Ze stond er alleen voor. Wisten haar vrienden veel dat de hele wereld afhing van haar wond. 

Ze viel in slaap. Drie dagen en drie nachten lag ze onafgebroken op de bank. Niemand miste haar, ze was wel vaker drie dagen stil. Op de tweede dag verscheen in haar droom een Chinese oma, klein maar sterk, ze leek zo uit de rijstvelden geplukt. Oma zei niets maar liet voelen dat ze bij haar zou blijven tot het beter ging. Oma sloot af en toe eveneens de ogen, dutte mee in, ademde regelmatig, ging vooral niet weg. 

Na drie dagen was de wond er nog. Oma was weg. Vanzelf stond haar lichaam op en begon te bewegen. De wond zoog zuurstof naar zich toe. De wond neuriede. De wond was van haar, maar de wond was ook zichzelf. Ze ging douchen. Het gezwollen lichaam genoot van het koude water. Het hart klopte. Er kwam een appje binnen. Iemand schreef dat er mogelijk goed nieuws was. Mogelijk.
De wond was nog lang niet genezen. Maar oma had zich in de wond verschanst en samen zouden ze zorgen dat de wereld de moed niet liet zakken.