Het wezen
van ‘de politiek’ – ik blijf dat voor me zien als mannelijk, blank, in pak; waarom? – wordt alsmaar vreemder voor me. Ik heb de neiging me ervan af te
zonderen, hoe langer, hoe meer. Tegelijk staar ik het aan met grote fascinatie.
Maar het is dus een beangstigende fascinatie – zoals ik ooit leerde toen ik nog
aan de katholieke universiteit zat: een ‘mysterium tremendum et fascinans’. Dat
ging toen over religie en de vertegenwoordigers daarvan, die je een
onbevattelijke andersheid voorhouden die enerzijds beangstigend maar anderzijds
aantrekkelijk is. Nu is de politiek zoiets voor mij. Covid-19 is het ook. Ik
lijk wel verslaafd aan de theorieën eromtrent. Ik wil er meer van met mijn
hersens, maar lichamelijk ben ik er als de dood voor.
Het kapitalisme heeft het ook. Het
is kleurloos, kil, hebberig, hongerend naar macht, roekeloos, harteloos, en
tegelijk is het alle fijne zekerheden van de hedendaagse mens – de mens zoals ik -
bij elkaar.
Noch politiek, noch kapitalisme
zien mij. Zij zien het nummer dat ze denken dat ik ben, of zelfs dat niet eens.
Zoals religie ook niemand ziet. Zij zien niet veel meer dan zichzelf. Zij zijn
een constructie die ons richting geeft.
Ik hou van mannen, maar van deze
mannen hou ik niet, ondanks mijn fascinatie. Ik haat ze stilaan zelfs. Ze zijn
manipulatief, bang, hard en onbenaderbaar geworden. Ze zijn natuurlijk ook geen
mensen, ze zijn mysterieuze apparaten waarin mensen worden opgeslokt. Als je
ernaar kijkt, word je al bijna vanzelf zoals zij, zo goed zijn ze voorbereid op
de ontmoeting. Net als religie overtuigen ze je met onontkoombare charme van
hun ontzettend grote gelijk. Net als religie beroepen ze zich op massahysterie.
Ze zijn allemaal dik geworden, deze mysteries, te dik. Zo dik dat ze haast geen
ruimte meer laten om hen aan te staren. Zo dik dat mijn blote voeten bijna niet
meer zonder schoenen over straat durven te gaan.
Ik hoop dat ‘De politiek’ en ‘Het
kapitalisme’ binnenkort lekker stikken in zichzelf. Of op zijn minst dat ze op
streng dieet worden gezet.
Wat ikzelf sowieso nodig zal hebben
de komende tijd, na het lezen van de politieke berichten uit Noord-Brabant
van vandaag:
- Eten en drinken, als het niet te veel is gevraagd liefst zonder giftige stoffen
- Mijn opperste humeur, zodat ik gelukzalig kan blijven lachen
- Vrienden met goede of juist slechte grappen in hun zakken voor wanneer mijn opperste humeur het toevallig begeeft
- Vriendinnen met warme boezems die zonder uitleg weten wat hen te doen staat
- Alles, maar dan ook alles waarmee ik mijn taal scherper kan maken
- Moed en misschien zelfs overmoed om te staan en te blijven staan
- Een plek waar ik me terug kan trekken en wat gerief kan achterlaten
- Potloden en papieren (ik kom al een eind met één potlood en één (stuk) papier)
- Alles, maar dan ook alles waarmee ik mijn innerlijke radar kan beschermen, te weten dingen als
- Roodborstjes voor het raam, of op zijn minst getuigenissen van dergelijke taferelen
- Regen, zon, wind
- Uitzicht
- Inzicht
- Lichaam
- Liefde
- Hoop