21 maart 2020

Ostara tijdens Corona


Op deze dag een jaar geleden vierde ik voor het eerst Ostara - dat kwam weer maar eens door KONT. KONT, KONT, KONT, mijn leven is naar de KONT. Oh jee, de meligheid treedt in, een neveneffect van het coronagedoe, net als daar zijn de data-slurpende en dus on-ecologische toestanden als 'skype-diners' waar mijn nochtans milieubewuste vrienden na drie dagen thuis zitten al mega-prat op gaan.

Ik laat me troosten door de chocolade met zeezout die ik een week na levering achter de verwarming in de hal vond. Chocolade: iets herkenbaars, een immer trouwe vriend. Had A. met haar tweelingdochters bij me door de bus gegooid toen ik destijds ziek was. Ze hadden er zelfs lieve dingen op geschreven en hun namen voluit. Maar ik had ze toen dus niet gevonden. Gelukkig staat de bewuste verwarming nooit aan. En gelukkig appte A. me na een week met de vraag of de chocolade had gesmaakt. Wie weet, anders had ze er nu misschien nog gelegen. Dat was zonde geweest van mijn leven. En van het leven van die chocolade. En van het liefdevolle gebaar natuurlijk vooral.

Hoe vier ik dit jaar Ostara, de overgang van donker naar licht? Donker en licht krijgen vanwege corona inwendig een andere lading, zonder dat ik daarover al kan oordelen. 'Donker' en 'Licht' nestelen zich langzaam maar zeker elders in mijn lichaam. Ze kruipen naar een volgende bocht in mijn hersens, een bocht die ik van hieraf niet zie.

Misschien moet ik het feest niet per se zelf willen organiseren, moet ik het in vertrouwen uitbesteden, mijn omgeving met de ideeën laten komen. Ja, dat klinkt als iets dat nog haalbaar is voor vandaag. En warempel, ik zie het ineens, het feest staat al aan: de bloesems, de nesten, de kinderen van de buren buiten op hun trampoline, de wolkeloze lucht, M. die rösti-rondjes gaat bakken.

De verwen-chocolade van A. doet me al verlangen naar de paaseieren die over twee weken zouden moeten komen. Ik weet niet of die gaan komen. België is dicht. Ik kan er niet bij. Mijn moederlandje is gereduceerd tot een amalgaam van bondige whatsapp-berichten. De hoeksteen van de samenleving is nu geen steen meer, het zijn onzichtbare golven. Althans in mijn geval. Anderen zitten momenteel iets te geplet onder hun hoeksteen, naar ik begrijp. Ze moeten achttienjarigen aan de leiband houden en samen wiskunde instuderen.
Ik hoorde op de radio weer iemand lyrisch doen over het internet. Inderdaad, er valt daar van alles te rapen, maar het zal toch nooit mijn rug strelen. Het zal mij nooit vertederend aanspreken met ‘tante’.

Voor ik ga slapen zou het fijn zijn een nieuwe hoeksteen te hebben gefantaseerd. Dan sta ik morgen beter op. Wat te denken van mijn voortuin, trouw op post, die mij op een stilzwijgende manier verbindt met de mensen die om mij heen ook in hun hokjes zitten?